Dit is weer een verhaal à deux. b) is Ben an (a) ben ik.
a) Toosje was naar Australie geweest en had daar vandaan een didgeridoo meegenomen zoals zoveel toeristen doen.
Maar nu wilde ze ook leren spelen en ze had een adresje gevonden, niet al te ver weg.
Ze pakte haar fiets, het was wel een beetje onhandig met dat ding maar uiteindelijk reed ze weg met een hand aan het stuur en in de andere had ze de didgeridoo.
Ze reed net op de Laan van Meerdervoort toen er een bromfiets naast haar kwam rijden.
‘Waar ga je zo laat naar toe, meisje?’ vroeg de berijder van de bromfiets.
Toosje zei niets maar trapte stevig door, ze was wel een beetje bang.
De berijder van de bromfiets ging heel dicht naast haar rijden en probeerde haar aan te raken.
Plotseling werd Toosje woedend en gaf de bromfietser een stevige mep met haar didgeridoo.
De eerste klap was geen daalder waard; de bromfietser begon te lachen. Dat had hij beter niet kunnen doen want Toosje mepte voor een tweede keer en een derde keer.
Hij viel, zijn brommer viel over hem heen.
b) ‘Net goed!’ zei Toosje. Ze was een beetje verbouwereerd door de derde klap die ze had gegeven, en die ernstig was aangekomen. ‘Val nooit een meisje lastig dat net in Australië is geweest,’ zei ze in zichzelf.
Ze was 19 jaar, klein van stuk met een baby face, en had een half jaar in Australië gebackpackt. Ze was al eerder lastig gevallen en een Australische kennis had haar gezegd dat ze a hammer op zak moest hebben, voor zulke gevallen. Een hamer echter leek haar een te gevaarlijk voorwerp. Ze had echter standaard een pincet in haar jaszak, die ze in voorkomende gevallen niet zou aarzelen te gebruiken.
Maar een didgeridoo is uiteraard ook een uitstekend verdedigingsmiddel.
(a) De bromfietser lag doodstil aan de kant van de weg en Toosje begon toch wel een. beetje ongerust te worden. Wat nou als ze hem dood had geslagen? Ze dacht even na en pakte toen haar GSM en belde 112.
‘Er ligt een bromfietser langs de kant van de weg,’ zei ze tegen degene die de telefoon beantwoordde. Ze noemde de plaats waar de man lag en toen fietste ze keihard in paniek weg. Ze vond ergens een parkje met een bank, draaide een sigaretje en dacht na over wat ze verder moest doen. In de verte hoorde ze sirenes.
b) ‘Stop met panikeren!’ bedacht ze echter, en ze bekeek haar didgeridoo. Er zat wat bloed, 30 centimeter van het uiteinde. Dat bloed veegde ze eraf met een eikeblad dat naast het bankje lag. Voor de zekerheid deed ze het eikeblad in haar jaszak, maar ze haalde het er weer uit toen ze een afvalbak zag. Daar deed ze het eikeblad in, veegde haar handen keurig af, en klaar was kees. ‘That’s the way we do it, down under,’ zei ze zachtjes, terwijl ze de fiets weer nam en opstapte.
Nog geen 50 meter verder moest ze weer terugfietsen, omdat ze de didgeridoo had laten liggen bij het bankje.
(a) Toen ze terugkwam besloot ze het eikeblad toch maar weer mee te nemen, ze zou dat thuis wel ergens verdonkeremanen.
Eigenlijk was ze ontzettend boos op die vent die haar avond verpest had en haar misschien ook nog verdere moeilijkheden kon bezorgen als hij nog leefde. Als hij nog leefde kon hij een signalement van haar geven en vertellen dat hij klappen met een didgeridoo had gehad.Ze zouden vast naar haar op zoek gaan.
Ze fietste naar huis, gelukkig waren haar ouders er niet, ze ging naar haar kamer, gooide de didgeridoo onder haar bed en ging liggen. De volgende ochtend las ze in de krant dat er een bromfietser zwaargewond was aangetroffen op de Laan van Meerdervoort in Den Haag. In de loop van de nacht was hij bezweken aan zijn verwondingen.
b) Tot zover het verslag van Toosje, uit haar herinneringen aan de nare gebeurtenis, die bijna op de kop af tien jaar geleden had plaatsgevonden. Van de bromfietsberijder zijn natuurlijk geen herinneringen beschikbaar. Wel beschikbaar zijn de herinneringen van een getuige, de heer Kees L. Hendriksen, die toentertijd woonde op het adres Laan van Meerdervoort 202, waar het ongeluk gebeurde.
Kees L. Hendriksen is nu Kamerlid voor de VVD. We vroegen hem waar de L voor staat.
‘Die heb ik er gewoon tussen gezet,’ zei de heer Hendriksen.
En wat herinnert u zich van die avond?
‘Allereerst en op de eerste plaats was het slecht weer. En het was donker, ook dat moet u meenemen bij de beoordeling van de zuiverheid van mijn herinneringen. Maar wat mij opviel, was dat een jongeman - ik vermoed van Marokkaanse of Turkse oorsprong - opeens een zwaard trok. Een zwaard, ja. Voor mijn huis nota bene. Ik stond verstijfd voor mijn raam. Want wanneer zie je zulk geweld? Nooit. Het is altijd goed, niet alleen als Kamerlid, om midden in de samenleving te staan. En dat rotjoch haalde opeens uit met dat zwaard, naar een voorbijrijdende fietser. Beng! Fietser zwaargewond natuurlijk, die is dezelfde nacht nog overleden. Er is nog een politieke rel over geweest.’
Een politieke rel? Vertelt u eens.
‘Wel! Natuurlijk kwam het in de krant en op Nova, daar moesten ze natuurlijk getuigen van zien op te sporen. En daar was getuige nummer één: yours truly. Het was het begin van mijn carrière als politicus.’
Samuel Barber
12 jaar geleden
1 opmerking:
Jammer van je inleiding tot dit verhaal, lieveling. Al is mijn naam natuurlijk Albert Scheidenstein.
Een reactie posten